Tepel
in. (-s), 1. knopvormig uitsteeksel op de linker- en rechterborst, bep. op een vrouwenborst, uitmonding van de melkkanalen: de tepels zijn omringd door een bruinrode kring; speen : vele zoogdieren hebben vier tepels aan de uier; 2. knopvormig uitsteekseltje op het lichaam van sommige spinnen, waaruit het kleverige vocht te voorschij...