teman
1 vriend, kameraad, makker; 2 wederhelft, bijbehorend; teman hidup, levensgezel(lin); teman sedjawat, collega; berteman, in gezelschap; vrienden hebben; samen; getrouwd; menemani, vergezellen, gezelschap houden; petemanan, kameraadschap.
W. J. S. Poerwadarminta en dr. A. Teeuw (1950)
1 vriend, kameraad, makker; 2 wederhelft, bijbehorend; teman hidup, levensgezel(lin); teman sedjawat, collega; berteman, in gezelschap; vrienden hebben; samen; getrouwd; menemani, vergezellen, gezelschap houden; petemanan, kameraadschap.
F.W. Grosheide (1926)
is een deel van het Edomietische volk (Gen. 36 : 11, 15, 42). Ook is het de naam van een landschap in Edom. Waar dit ongeveer lag, kunnen we afleiden uit Ezech. 25 : 13. Hier wordt Edom gedreigd met verwoesting „van Teman tot Dedan”. Deze namen zijn blijkbaar bedoeld als geografische tegenstelling. Nu behoorde Dedan tot de Ketureesche...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: