Teller
I. TELLER m. (-s), 1. iem. die telt, inz. iem. wiens taak of beroep het is zekere personen of zaken te tellen : de tellers stonden weliswaar voor een zware taak, doch de telling van het vee is uitstekend geslaagd; 2. toestel ingericht om zekere aantallen te tellen of aan te tekenen : een teller die het aantal omwentelingen optekent...