Wat is de betekenis van tandwiel?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Tandwiel

o. (-en), tandrad.

2025-07-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

tandwiel

tandwiel - Zelfstandignaamwoord 1. een wiel met een gekartelde rand bedoeld om in te grijpen in die van een ander ter overdracht van aandrijfkracht Dit mechaniek bestaat uit een aantal tandwielen. Woordherkomst samenstelling van tand en wiel Verwante begrippen kamrad, kamw...

2025-07-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

tandwiel

tandwiel - zelfstandig naamwoord uitspraak: tand-wiel 1. wiel met inkepingen (tanden) aan de buitenkant ♢ dit tandwiel brengt de beweging op het andere tandwiel over Zelfstandig naamwoord: tand-wiel het tandwiel...

2025-07-25
Wielersportwoordenboek

Jan Luitzen (2009)

tandwiel

(het; -en) - wiel dat aan de omtrek bezet is met gelijkmatige tanden of inkepingen en dient om de draaiende beweging van een as op een andere as over te brengen, syn. tandrad, kamrad.

2025-07-25
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

tandwiel

sien tandrat.

2025-07-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

tandwiel

o. tandwielen (getand wiel, tandrad).

2025-07-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

tandwiel

o. (-en) → tandrad.

2025-07-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Tandwiel

o. (-en), (ook: tandrad), om een ashartlijn draaiend lichaam dat voorzien is van tanden waarvan er steeds ten minste een in contact is met de vertanding van een ermee samenwerkend lichaam.Een tandwiel vormt steeds een tandwieloverbrenging met een tweede tandwiel, een tandwielsector (voor niet-rondgaande beweging, b.v. van een basculebrug) of een he...

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)