Tandenjood
m. (...joden), minachtende ben. voor een tandheelkundige.
Marc De Coster (2020-2025)
(19e eeuw) (inf. en beledigend) tandarts. • Gij droopt af als of gij op een zware misdaad betrapt waart; waarschijnlijk zoudt gij onder uwe kwelling nestig en kribbig zijn tegen keetje; het tulbandje zou geene bekoorlijkheden voor u hebben; de aardbeien geen smaak; en ge zoudt naar bed gaan en droomen van den tandenjood! (Nicolaas Beets: Camer...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: