Wat is de betekenis van Tandendokter?

2025-07-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Tandendokter

m. (-s), ben., vooral in kindertaal, voor een tandarts.

2025-07-23
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

tandendokter

m. tandendokters (tandarts).

2025-07-23
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

tandendokter

m. (—s) → tandarts.

Gerelateerde zoekopdrachten