Taetĕr (tēter)
tra, trum, lelijk, bedorven, afschuwelijk, schandelijk (eig. en overdr.) ; vand. qui in eum fuerat teterrimus, zich tegenover hem het afschuwelijkst gedragen had, Cic.
Dr. J.F.L. Montijn (1949)
tra, trum, lelijk, bedorven, afschuwelijk, schandelijk (eig. en overdr.) ; vand. qui in eum fuerat teterrimus, zich tegenover hem het afschuwelijkst gedragen had, Cic.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: