Wat is de betekenis van Taalvorm?

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Taalvorm

m. (-en), 1. (taalk.) ben. voor de bestanddelen van een bepaalde taal, de woordvormen en wijzen van uitdrukking die tezamen de taal vormen; 2. wijze van zich in een taal uit te drukken: weinig conventionele taalvormen.

2025-07-24
Nederlands Logopedisch Lexicon

L.J.M. Bogaert (2007)

Taalvorm

(m.), de manier waarop woorden en zinnen zijn gevormd, de woordkeuze, alsmede de manier waarop grammaticale regels worden toegepast en het gebruik van intonatie, klemtoon en fiasering.

2025-07-24
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

taalvorm

grammatikale vorm.

2025-07-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

taalvorm

m. taalvormen (1 benaming van de bestanddelen van een bepaalde taal, de woordvormen en uitdrukkingswijzen; 2 wijze van zich in taal uit te drukken): 1. een hypercorrecte taalvorm als bijfstuk voor biefstuk; Nederlandse taalvormen; 2. zijn vreugde en leed uiten in weinig beschaafde taalvormen.

2025-07-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

taalvorm

m. (-en) 1. bestanddeel van een taal. 2. uitdrukkingswijze.

2025-07-24
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)