Wat is de betekenis van Sui generis?

2025-07-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Sui generis

zie het Wdb.; —su'i ju'ris, zijn eigen heer en meester, zelfstandig, meerderjarig, mondig.

2025-07-23
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Sui generis

[Lat.] enig in zijn soort, niet te classificeren met andere.

2025-07-23
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Sui generis

van een eigen aard

2025-07-23
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Sui generis

van eigen aard

2025-07-23
Eerste Medisch Systematische Ingerichte Encyclopedie

Uitgeversmaatschappij A. Manteau N.V. (1954)

Sui generis

Lat. term voor iets (bijv. een symptoom), dat op zichzelf staat, d.w.z onafhankelijk van andere dingen is.

2025-07-23
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Sui generis

(Lat.), van eigen soort, een soort of genre op zichzelf vormend.

2025-07-23
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

sui generis

(Lat.) van zijn soort, van eigen aard, hem eigen, eigener natuur.

2025-07-23
Vreemde woordenboek

S. van Praag (1937)

sui generis

(Lat.) van zijn soort.

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-23
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

sui generis

('su:i ’ge:nəris) [Lat.] van zijn soort, hem eigen.