Wat is de betekenis van stuur?

2025-07-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Stuur

o. (sturen), 1. het sturen, het voeren langs een zekere weg, het geven van een richting: het houten handvat van de zeis, waar de kracht is en de stuur; geen stuur over of in zijn hand hebben, zijn bewegingen niet kunnen beheersen; stuur in het schip hebben, houden, het sturen van het schip in zijn macht hebben, houden; &...

2025-07-23
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

stuur

Het begrip stuur heeft 5 verschillende betekenissen: 1) stuurwiel van een voertuig. stuurinrichting van een voertuig met een meestal cirkelvormige, aan de stuurkolom bevestigde handgreep die de bestuurder in de gewenste stand draait om de rijrichting via een overbrengingssysteem door te geven aan de wielen; stuurwiel van een voertuig. 2)...

2025-07-23
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

stuur

(1919) (zeem.) stuurman. • ‘Alles in orde, Stuur?’ vroeg hij aan den jongen schipper, die met zes matrozen en een matroos-kok de bemanning van de ‘Quo vadis’ uitmaakte. (C.J. Kieviet: Een dozijn Hollandsche jongens. 1919) • ‘De opperstuur is met de Bruinvis mee. En de onderstuur ligt in zijn kooi. (Johan Fab...

2025-07-23
Formule 1

Mischa Bijenhof (2022)

Stuur

Het stuur van een Formule 1-auto dient niet alleen om te sturen. Het is ook het instrumentenpaneel én de boordcomputer. Decennialang was in een Formule 1-auto het stuur gewoon een stuur. Een rond, later wat afgeplat ding dat als enige functie het besturen van de auto had. Eind jaren tachtig kwamen de semi-automatische versnellingsbakken in o...

2025-07-23
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

stuur

stuur - Zelfstandignaamwoord 1. een hulpmiddel waarmee een bestuurder richting kan geven aan een voertuig De politie vond bloedsporen op het stuur van de auto. stuur - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sturen ♢ Ik stuur...

2025-07-23
Jargon & Slang van Matrozen en mariniers

Marc De Coster (2017)

Stuur

Stuur - stuurman. Dagen later vroeg ie aan de stuur wat n puber was. - Jan Cremer, Ik Jan Cremer I (1964) ​

2025-07-23
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

stuur

stuur - zelfstandig naamwoord 1. onderdeel waarmee je het voertuig in een bepaalde richting laat gaan ♢ hij draaide aan het stuur en parkeerde de auto 1. achter het stuur zitten [de auto besturen] ...

2025-07-23
Brabants Handwoordenboek

Prof. dr. Jos Swanenberg (2015)

stuur

(zn) schommel BM, TM, EK.

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-23
Wielersportwoordenboek

Jan Luitzen (2009)

stuur

(het; sturen) - met het voorwiel verbonden dwarsstang (uitlopend in handvatten of beugels) door middel waarvan de fietser zijn fiets stuurt, syn. fietsstuur: zich diep over het stuur buigen, of: met de kop onder het stuur rijden, of. het stuur opvreten, het uiterste van zijn krachten geven, alles geven; met de handen (boven) op het stuurfietsen, op...