stuk vreten
(1906) (scheldw.) verachtelijk persoon, mispunt. • Al naar gril en luim bracht het kereltje Frans in verrukking of deed hem beven voor zijn grootlef... Oneerbiedig stuk frete! (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 3: Manus Peet. 1922) • Barsten kan ie, zoo'n ondankbaar stuk vreten van een man heeft ze nog nooit meegem...