Student
m. (-en), STUDENT'JE, o. (-s), 1. iem. die studeert, inz. iem. die de colleges van een universiteit of die van een hogeschool volgt; student in de rechten, in de medicijnen, in de economie; een medisch, een indologisch student; de student uithangen, leven, zich voordoen als een student; — een Weesper student,...