Wat is de betekenis van Strubbeling?

2025-07-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Strubbeling

v., 1. (inz. mv.) moeilijkheid, bezwaar: dat zal veel strubbeling geven; 2. onenigheid, ongenoegen: strubbeling met iem. hebben, krijgen.

2025-07-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

strubbeling

v. strubbelingen (fig. tegenkanting; onenigheid, kleine twist): dat geeft veel strubbelingen.

2025-07-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

strubbeling

v. (-en) meestal mv. bezwaar, moeilijkheid : dat geeft veel -en.

2025-07-27
Etymologisch Woordenboek

Instituut voor de Nederlandse taal

strubbeling

strubbeling zn. 'onenigheid' Vnnl. strubbeling 'onenigheid' in niet dan onghemack, strubbelingh, verwerring 'niets dan ongemak, onenigheid, verwarring' [1615; iWNT] en strobbeling 'struikeling' in Zoo heeft de strobbelingh van den heyligen Pieter zijne groote boetveerdigeyd ghewrogt 'zo heeft de misstap van de h...

2025-07-27
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)