Wat is de betekenis van Strootje?

2025-07-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Strootje

I. o. (-s), 1. strohalm of stukje van een strohalm; — (zegsw.) je krijgt haar mond met een strootje open, maar nog met geen voorhamer dicht, gezegd van een babbelzieke vrouw; 2. bepaalde hoeveelheid bokking zoals ze, in stro verpakt, in de handel wordt gebracht, t.w. 500 stuks: een strootje bokking. II. (<Mal.<Port.), o....

2025-07-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

strootje

(1908) (Ned.-Indië) zelfgerolde sigaret; sjekkie. • Het was slim van de Hollanders! dat moest hij erkennen! en als hij dan zweeg en de ander achter den witten rook van zijn strootje vroeg wat die vreeselijke reden was, dan zeide hij:... (M.C. Kooy-van Zeggelen: De gouden kris. Een verhaal uit de nieuw veroverde streken van Zuid-Celebes. z...

2025-07-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

strootje

strootje - Zelfstandignaamwoord 1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord stro

2025-07-29
Boevenjargon

Professor Henry Roskam (1949)

strootje

sigaar. Stiek me een strootje, geef me een sigaar.

2025-07-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

strootje

I. o. strootjes (een enkele halm stro): een matje vlechten van strootjes; hier is een bos strootjes voor de pijp, doorstekers; zegsw. hij is met een strootje te verleiden, met een kleinigheid. II. o. strootjes (door bijgedachte aan strootje I vervormd uit seroetoe een Tamil woord, dat via ‘t Mal. in het Ned. is gekomen, eig. rolletje: sigaret...

2025-07-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

strootje

('stro:tjə) o. (-s) vklw. van → stro.

2025-07-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

strootje

o. (-s), 1. strohalm of stukje van een strohalm; — trekken, loten door middel van strohalmen; 2. bepaalde hoeveelheid bokking, nl. 500 stuks: een — bokking.

2025-07-29
De vreemde woorden

Fokko Bos (1914)

strootje

strootje, - v., (argot), sigaar,strop, v., (argot), tegenvaller;mislukking.

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Strootje

Strootje - o. (-s), dunne stroohalm: door een strootje blazen, limonade opzuigen; over een strootje vallen, over eene kleinigheid reeds onaangename dingen zeggen ; (ook) niets over zijn kant laten gaan; — hij is met een strootje te verleiden, heel gemakkelijk tot iets over te halen ; — halm van zekere grassoort, die inz. dient om eene...