strontbig
(1928) (sold.) schimpnaam voor een veldlegersoldaat. • Hij kreeg een royaal voorraadje savviaantjes van de twee ‘strontbiggen’, die plezier hadden in z’n brutale tronie en z’n sappige taal. (A.M. de Jong: Frank van Wezels roemruchte jaren, 1928)