STORTKLEP
v. (-pen), 1. klep waardoor uitstorting kan geschieden, b.v. bij vliegtuigen, om bij gevaar de benzinetank met één handgreep te ledigen ; 2. beweegbare klep onder de bovenste der trommels van de emmerladder van een baggermolen, om de uitgebaggerde grond op te vangen en in de schuit te doen glijden.