Wat is de betekenis van STINT?

2025-07-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

STINT

m. (-en), ben. voor de (kleine) bonte strandloper (Pelidna alpina).

2025-07-26
Op-en-top Nederlands

Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)

stint

(zelfstandig naamwoord) [alg.] elektrische bolderkar, kleuterkar, kleuterbus - De elektrische bolderkar is nagenoeg uit het straatbeeld verdwenen. Jammer, want het was een handig ding.

2025-07-26
Verklarend en etymologisch woordenboek van de Nederlandse vogelnamen

Klaas J. Eigenhuis (2004)

Stint

Volksnaam voor de Kleine Strandloper [ziK 1962] of voor de Bonte Strandloper [vD 1970]. De Graaf 1892 [Woets 1972 p.66] gebruikte de naam voor Strandplevier en/of Bontbekplevier; terwijl deze ook de Dubbele Stint (Steenloper?) kende. E Stint is eveneens een benaming voor een aantal soorten Strandlopers, maar toch het vaakst voor de Kleine Strandlop...

2025-07-26
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

stint

I. beperken, karig toemeten; beknibbelen, bekrimpen, op rantsoen stellen; karig zijn met; with no stinted hand, met milde hand, royaal; II. stint oneself, zich bekrimpen; stint oneself of, zich ontzeggen; III. zich bekrimpen, zuinig zijn; IV. 1. beperking, bekrimping, karigheid; toegedeelde portie; 2. kleine strandloper; without stint, royaal.

2025-07-26
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Stint

spiering.

2025-07-26
Winkler Prins Junior

Winkler Prins Encyclopedie

2025-07-26
Winkler Prins Studie

UNIEBOEK | HET SPECTRUM (2024)