Wat is de betekenis van Stempelaar?

2025-07-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

STEMPELAAR

m. (-s), 1. ambtenaar belast met het stempelen van brieven enz.; 2. steuntrekkende werkloze.

2025-07-29
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

stempelaar

(de, -s) <bnl.> persoon die stempelt, werkloze met een uitkering. Het kantoor is 's ochtends dicht. Sporadisch steekt een stempelaar zijn hoofd door het loket. - DM, 31-08-2002.

2025-07-29
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

stempelaar

Pers. die zijn arbeidskaart moet laten afstempelen als bewijs van werkloosheid en dan een werkloosheidsuitkering ontvangt; vand.: werkloze, steuntrekker. Daarop zag C., omgeven door volkomen verbijsterde stempelaars, de kans naar buiten te rennen, Gazet v. Antw. 11/4/1977. Maandagmorgen zat er voor de direktie niet anders op dan hen naar de...

2025-07-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

stempelaar

m. -s; man, beambte, belast met het stempelen van brieven, zegels enz.; iem. die „stempelen” (bet. 3) moet; steuntrekkende werkloze.

2025-07-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Stempelaar

Stempelaar - m. (-s), STEMPELAARSTER, v. (-s), die stempelt of zegelt.

Gerelateerde zoekopdrachten