STEM
v. (-men), 1. geluid dat door de stemorganen in het strottenhoofd wordt voortgebracht; ook vermogen om met daartoe dienende organen geluid voort te brengen: vissen hebben geen stem; mijn stem is weg (b.v. bij zware verkoudheid); de grootte van de larynx bepaalt de soort van stem; al was hij op stem geweest, hij had toch niet...