STEKEND
teg. deelw. van steken, gebezigd als bn. en bw., 1. prikkend: een stekende baard, een korte baard; — (plantk.) stekende bies (Scirpus pungens); — (oneig.) stekende ogen, een stekende blik, die treft als iets scherps, iets vijandigs; 2. gewaarwordingen veroorzakend alsof men gestoken (1. of 2.) wordt:...