Wat is de betekenis van Steigeren?

2025-07-25
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

steigeren

(1991) (inf.) een erectie krijgen. Zie ook: liever een kleine die steigert dan een grote die weigert. • (Albert Gillissen & Paul Olden: Het eerste Nederlandse Studentenwoordenboek. 1991) • Toen hij in mijn mond begon te steigeren, trok ik me terug en likte en zoog een tijdje aan zijn ballen, iets wat hij heerlijk vindt, maar wat niet...

2025-07-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

steigeren

steigeren - Werkwoord 1. (inerg) (paardrijden) (van paarden) op de achterbenen gaan staan Haar paarde steigerde plotseling en zij viel hard op de grond.

2025-07-25
Historische collectie Nederland

Rijksdienst voor het cultureel erfgoed (2019)

steigeren

Het maken van een steiger.

2025-07-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

steigeren

steigeren - regelmatig werkwoord uitspraak: stei-ge-ren 1. op de achterste benen staan, met de voorste in de lucht ♢ het paard steigerde voor de eerste hindernis 1. zij steigerde toen ze dat hoorde ...

2025-07-25
Jargon & Slang van Studenten

Marc De Coster (2017)

Steigeren

Steigeren - Delftse term voor een erectie krijgen.

2025-07-25
Woordenboek van populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Steigeren

in de uitdr. liever een kleine die steigert dan een grote die weigert: schertsende bluf m.b.t. een opgericht mannelijk lid. Clichégezegde onder mannen. Een steigertje is eveneens een slangterm voor ‘een penis in erectie’ (of voor de erectie zelf).

2025-07-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Steigeren

v., ste(i)gerje, stige, yn ’e ein gean.

2025-07-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

steigeren

steigerde, heeft gesteigerd; verwant met stijgen: op de achterpoten overeind gaan: schrik doet een ros steigeren.

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Steigeren

('steigərən) (steigerde, heeft gesteigerd) [Frekw. van stijgen] 1. op de achterpoten overeind gaan staan : het paard steigert. 2. een steiger (2) oprichten.