Wat is de betekenis van Steenput?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

STEENPUT

m. (-ten), (Zuidn.) met metselwerk beklede waterput.

2025-07-28
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

steenput

(de, -ten) gemetselde (water)put, welput. Omdat de steenput afgekeurd werd, diende Deprez een dossier in om opnieuw op het net van de Vlaamse Watermaatschappij te worden aangesloten. - HN, 11-05-2001.

2025-07-28
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

steenput

Met metselwerk beklede waterput, welput. Het goed is voorzien van stadswater, electriciteit, geboorde put en steenput, Uit een reclamefolder Meise jan. 1977, p. 20. Sam.: steenputwater (Gents Adv. 12/8/1976).

2025-07-28
Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Steenput

(Frans: Estaimpuis), Waalse gem. in de provincie Henegouwen, bij de Franse grens, op bijna vlakke bodem, 326 ha (landbouw), telt (1951) 2615 inw. De heerlijkheid heeft toebehoord aan de graaf van Hoorn en werd baronie in 1676. Classicistische kerk.

2025-07-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

steenput

m. -putten; Z.-N. welput.

2025-07-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Steenput

('ste:n) [steen, kasteel + put] Ned. naam van de gemeente Estaimpuis.

2025-07-28
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Steenput

→Estaimpuis.

Gerelateerde zoekopdrachten