STEENEZEL
m. (-s), 1. (in Suriname) de gewone ezel; 2. (Zuidn.) ezel van de kleinste soort; 3. (Zuidn.) zeer dom mens.
Van Dale Uitgevers (1950)
m. (-s), 1. (in Suriname) de gewone ezel; 2. (Zuidn.) ezel van de kleinste soort; 3. (Zuidn.) zeer dom mens.
Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)
Het begrip steenezel heeft 2 verschillende betekenissen: 1) domme ezel. ezel die eenmalig of bij herhaling anders handelt dan van hem verwacht wordt, en daarom dom bevonden wordt. 2) zeer dom iemand. iemand die zeer dom is en ook harnekkig in die domheid blijft volharden.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Marc De Coster (2020-2025)
(1937) (vnl. in Vlaanderen) erg dom of erg koppig persoon. • Wat 'ne steenezel, diejen ouwe, denkt Kees... (A. Roothaert: Doctor Vlimmen. 1937. 3de druk) • 'n Uilekop, 'n Steenezel kon ook de baan leeren kennen. (Joris van den Bergh: Te midden der kampioenen. 1942) • Zuid-Chinese Zee! Hoe zocht zo’n verkalkte steenezel het u...
Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)
dom of koppig persoon (informeel) de dokter was in zijn nopjes over de geboekte vooruitgang en hij verzekerde dat luminal tot nu toe het minst schadelijk was voor het zenuwstelsel, jij driedubbele steenezel, dacht ik, toen ik zijn zelfgenoegzaam smoel zat aan te kijken, ik vraag me af wat er gebeurt als ze met de schadelijke midde...
Marc de Coster (2007)
erg dom of erg koppig persoon. Zie ook: ezel. Zuid-Chinese Zee! Hoe zocht zo’n verkalkte steenezel het uit, hè? (Piet Bakker, De slag in de Javazee, 1951) Wat had zo’n steenezel z’n mond voorbij te praten! (A.M. de Jong, Het geslacht Verhagen, 1956)
Peter Bakema (2003)
(de, -s) <fig.> domoor, dom en koppig persoon. Maar dat ik journalist zou worden, dat wist ik al sinds mijn twaalfde. Ik ben een koppige. Een steenezel. - DS, 29-03-2003.
Walter De Clerck (1981)
Veelal als scheldwoord, in toep. op een zeer dom en/of koppig persoon, m.n. in toep. op iem. niet naar goede raad wil luisteren, tegen beter weten in bij zijn gewoonte blijft enz.; domoor, ezel; stijfhoofd, stijfkop.
J. van Donselaar (1936)
(de, -s), ezel (Equus asinus). Steenezel. In Suriname de naam voor dep ezel, het grauwtje (Enc.NWI 648). - Etym.: In Zuid-Ned. naam voor een klein type ezel, in AN en BN overigens een scheldwoord. NB: lm Sur. wordt met ezel vaak ‘muilezel’ bedoeld.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: