Wat is de betekenis van stedeling?

2025-07-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

STEDELING

m. en v. (-en), stadbewoner.

2025-07-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

stedeling

stedeling - Zelfstandignaamwoord 1. bewoner van een stad, stadsbewoner Sinds het begin van de 21ste eeuw is meer dan de helft van de wereldbevolking een stedeling. Woordherkomst afgeleid van stede met het achtervoegsel -ling Synoniemen stadsmens

2025-07-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

stedeling

stedeling - zelfstandig naamwoord uitspraak: ste-de-ling 1. iemand die in een stad woont ♢ deze stedelingen weten niets van het platteland Zelfstandig naamwoord: ste-de-ling de stedeling ...

2025-07-26
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

stedeling

bewoner van stad.

2025-07-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Stedeling

s., stedtsjer, stedman.

2025-07-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

stedeling

m. en v. -en; stadbewoner; v. ook stedelinge.

2025-07-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Stedeling

('ste:dəling) m. (-en) stadbewoner. Tgst. buitenman.

2025-07-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

STEDELING

STEDELING - m. en v. (-en), stadbewoner, -bewoonster; (oudt.) poorter. STEDELINGE, v. (-n).

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-26
Prisma Nederlands Fries

Unieboek | Het Spectrum (2025)