SPRAKELOOS
bn. bw., 1. het vermogen om te spreken missend; niet bij machte te spreken (op zeker ogenblik, door een uitwendige oorzaak): hij stond, sprakeloos van verbazing. 2. stilzwijgend: sprakeloze gestalten; — bw., zonder te spreken.
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. bw., 1. het vermogen om te spreken missend; niet bij machte te spreken (op zeker ogenblik, door een uitwendige oorzaak): hij stond, sprakeloos van verbazing. 2. stilzwijgend: sprakeloze gestalten; — bw., zonder te spreken.
Wiktionary (2019)
sprakeloos - Bijvoeglijk naamwoord 1. niet kunnende spreken Woordherkomst afgeleid van spraak met het invoegsel -e- met het achtervoegsel -loos
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Muiswerk Educatief (2017)
sprakeloos - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: spra-ke-loos 1. wie niet kan praten van verbazing ♢ ik was sprakeloos toen hij van zijn plannen vertelde Bijvoeglijk naamwoord: spra-ke-loos ... is sprakelozer dan ......
M. J. Koenen's (1937)
bn., bw.; de spraak missende, stom inz. voor korte tijd: fig. sprakeloze angst; de menigte stond sprakeloos.
Jozef Verschueren (1930)
(’spra:kəlo:s) bn. (...loze) en bw. 1. van het spraakvermogen verstoken. Syn. stom. 2. zonder te spreken.
J.H. van Dale (1898)
SPRAKELOOS - bn. zonder spraak, het vermogen om te spreken missen, inz. voor korten tijd : hij stond sprakeloos van verbazing, hij was stom van verbazing. SPRAKELOOSHEID, v.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: