spit , staaf
I o. (-ten, speten ; -je, speetje) [~ spijl] puntige ijzeren draaistaaf om gevogelte enz. in het vuur te braden : braadspit. → vlees.
Jozef Verschueren (1930)
I o. (-ten, speten ; -je, speetje) [~ spijl] puntige ijzeren draaistaaf om gevogelte enz. in het vuur te braden : braadspit. → vlees.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: