Wat is de betekenis van spijbelaar?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

SPIJBELAAR

m. (-s), jongen die spijbelt.

2025-07-28
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

spijbelaar

iemand die spijbelt. iemand die spijbelt; iemand die niet aanwezig is in de les omdat hij daar geen zin in heeft. Voorbeelden: Dit voorjaar gaven [...] vijf leerlingen van het CIOS in Heerenveen op kosten van minister Pronk sportlessen in de woonoorden van Kaapstad. Bedoeling was spijbelaars terug naar de scholen te lokken, zoals ook...

2025-07-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

spijbelaar

spijbelaar - Zelfstandignaamwoord 1. (onderwijs) iemand die spijbelt Woordherkomst Naamwoord van handeling van spijbelen met het achtervoegsel -aar

2025-07-28
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

spijbelaar

spijbelaar - zelfstandig naamwoord uitspraak: spij-be-laar 1. iemand die niet naar school gaat, terwijl hij daar wel zou moeten zijn ♢ spijbelaars worden opgespoord door de gemeente Zelfstandig naamwoord: spij-be-laar ...

2025-07-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

spijbelaar

('spijbəlar) m. (...laren, -s) hij die spijbelt. Syn. haagloper.

2025-07-28
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

spijbelaar

m. (-s), jongen die spijbelt.

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

SPIJBELAAR

SPIJBELAAR - m. (-s), een jongen die spijbelt. SPIJBELAARSTER, v. (-s).

2025-07-28
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-28
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)