SPEELTAFEL
v. (-s), 1. tafel waaraan men zich zet voor een kans- of gezelschapsspel: hij heeft zijn vermogen aan de speeltafel verkwist; 2. klein, vierkant, gewoonlijk vouwbaar en met laken bekleed tafeltje voor kaartspel tussen ten hoogste vier personen; 3. (org.) plaats aan aan een orgel of een beiaard waarvoor de speler zit, klavier.