Wat is de betekenis van SPEELSCH?

2025-07-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

SPEELSCH

SPEELSCH - bn. bw. (-er, meest-), geneigd tot spelen, dartelen : de speelsche jeugd; — tochtig (van dieren). SPEELSCHHEID, v. geneigdheid tot spel; dartelheid; tochtigheid (van dieren).

2025-07-28
Handwoordenboek van Nederlandsche synoniemen

J.V. Hendriks (1898)

Speelsch

zie Dartel.

2025-07-28
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Speelsch

Speelsch, bn. en bijw. geneigd tot spelen, - tot dartelen; togtig (van dieren). *-HEID, v. gmv. geneigdheid tot spel; dartelheid; togtigheid (van dieren).