spast
(1977) (jeugd) scheldw. voor een nerveus persoon; iemand die zich krampachtig gedraagt. Niet in het WNT. In de Duitse jeugdtaal: Spastiker. • Ik zeg tegen die spast : mijn hier houwe hè. (Yvonne Keuls: Jan Rap en z’n maat. 1977) • Spast: iem. met een tic. (Kristiaan Laps: Nationaal scheldwoordenboek. 1984) • Spast: iem...