Wat is de betekenis van spanrups?

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

SPANRUPS

v. (-en), rups der spanners, die slechts van voren en van achteren poten heeft en het achterste gedeelte met een bocht opwaarts naar voren brengt om verder te komen.

2025-07-24
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

spanrups

(1941) (sch.) landmeter. • Voorwerp van hoon en spot kan het beroep zijn. Een klerk heet een pennelikker, een geleerde een boekenwurm, een schoolmeester een schoolvos of frik, een apotheker een pilledraaier, een scheepsdokter een pil, een landmeter een spanrups, een kleermaker een knipluis of in het Bargoens een plunjeflikker, een uitdraagster...

2025-07-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

spanrups

v. spanrupsen (rups, met meestal alleen buikpoten aan de negende ring en ongelede poten aan ‘t laatste segment).

2025-07-24
Encyclopedie voor Iedereen

John Kooy (1933)

Spanrups

→ Spanner.

2025-07-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

spanrups

v. (-en) rups die haar lichaam als een takje kan spannen en met beurtelingse strekking en kromming daarvan zich voortbeweegt: de rups van de bessevlinder is een -.

2025-07-24
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)