Wat is de betekenis van SPANADER?

2025-07-22
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

SPANADER

v. (-s, -en), tongriem; (zegsw.) hij is van de spa ader gesneden, gezegd van iem. die ferm kan praten, die goed zijn woord kan doen.

2025-07-22
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

spanader

Tongriem; vooral in de uitdr. van de spanader gesneden zijn, goed van de tongriem gesneden zijn, goed zijn mond kunnen roeren, goed zijn woordje kunnen doen enz. Mensen die ... bij voorkeur met andere van de spanader gesneden wezens aanpappen, boven het geven van kopkrauwtjes aan de poes, DAISNE 1948, 60.

2025-07-22
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

spanader

v. spanaders, spanaderen (tongriem): inz. Z.-N. van de spanader snijden; zie tongriem.

2025-07-22
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

spanader

('span) v. (-s) tongriem : van de gesneden zijn, goed kunnen praten.

2025-07-22
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

SPANADER

SPANADER - v. (-s, -en), spier; tongriem; (fig.) hij is van de spanader gesneden, gezegd van iem. die ferm kan praten, die goed zijn woord kan doen. {Spanader werd gew. spanaar, spanaard, zoodat men daar nu hoort: van den spanaard gesneden zijn).