Wat is de betekenis van spaarpot?

2025-07-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

SPAARPOT

m. (-ten), 1. pot waarin spaarpenningen worden bewaard ; 2. gespaard geld : zij heeft een vette spaarpot.

2025-07-23
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

spaarpot

1) (1639) (meestal verkleinvorm) (inf.) vagina. In de uitdrukking ‘een fooitje in haar spaarpotje doen’: schertsend vanuit mannelijk standpunt) voor copuleren. • Haar snor nat maken (biljarten met de korte keu, neuzenvreugd, een fooitje in haar spaarpot geven, haar keukentje witten). [Met elkaar naar bed gaan.] (Inez van Eijk: Zo l...

2025-07-23
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

spaarpot

spaarpot - Zelfstandignaamwoord 1. een afgesloten voorwerp met een gleuf om geld in te sparen, vaak wordt de term ook gebruikt voor andere vormen van sparen en appeltjes voor de dorst Zij heeft gelukkig nog een spaarpotje om de nieuwe wasmachine te kunnen kopen.]] Woordherkomst sam...

2025-07-23
Woordenboek van Eufemismen

Marc de Coster (2004)

spaarpot

Medisch slang voor een diepe snede in het voorhoofd, te wijten aan de slag van een politiesabel. Ook overdrachtelijk voor de gewonde zelf. Tot eind jaren zestig surveilleerde de politie alleen nog in de Warmoesstraat en op het Leidseplein met de sabel. En die werd gebruikt ook. Het toenmalige Binnengasthuis kreeg vele ‘spaarpotten’ te behand...

2025-07-23
Dromen encyclopedie

Fink (1998)

Spaarpot

Gooit men munten in een spaarpot, dan symboliseert dit vermoedelijk onze goede voornemens. Breekt de spaarpot in een droom, dan kunnen we mogelijk op een verbetering van onze financiële situatie hopen.

2025-07-23
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

spaarpot

spaarpot - Kleine, vaak ornamentele of mechanische houders voor het bewaren van muntstukken.

2025-07-23
Erotisch woordenboek

Hans Heestermans (1977)

spaarpot

spaarpot - vrouwelijk geslachtsdeel, Quartier d. Amst. Mane-Schijn, c v° [1639],

2025-07-23
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

spaarpot

(de, -ten), (ook, grof:) vrouwelijk schaamdeel. Als ik thuis kom, ligt mijn vrouw al met de spaarpot open (mond.). -Etym.: In N veroud. (zie Heestermans 1980:179). De vergelijking berust op de gleuf. Syn. poentje (voor andere syn. zie aldaar).

Wil je toegang tot alle 17 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-23
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

spaarpot

kassie of bussie waarin spaargeld beveilig word.