Marc De Coster (2020-2025)
1) (19e eeuw) (ook: sauger, sjauger) (< Jidd. < Hebr. soocheer) (Barg.) handelaar, koopman; scharrelaar; soms: vreemde kwibus; rare snuiter. • Soucher, (hebr.), koopman. Meerv. sochrim. Ook in den zin van ons kwant, klant, b.v. een aardige soucher. (Taco H. de Beer en E. Laurillard: Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen....
Ditte Simons en Hans Heestermans (2014)
(Jidd. < Hebr. soucheir < sochar, rondtrekken, handeldrijven), 1. scharrelaar in ongeregeld goed: ENDT; 2. rare snuiter: ENDT; 3. kerel, gast: Kraünhoan, staut saan de spaüre in se k’rkès! ... hou je tof ... jowele saüger! QUERIDO 1, 24.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
