Wat is de betekenis van SOOSPRAATJE?

2025-07-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

SOOSPRAATJE

o. (-s), praatje op de soos gehoord, los gerucht: het zijn maar soospraatjes.

2025-07-27
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

soospraatje

(1906) (stud.) verhaaltje afkomstig uit de soos*; gerucht; roddel. • Of die „man uit Batavia" meer licht zal kunnen ontsteken, in wat de Standaard verlangt, zouden we betwijfelen. Een soospraatje? (Java-post; weekblad van Nederlandsch-Indië, 06/04/1907) • Er zijn altijd menschen die van een stofwolkje een onweersbui maken. Het sch...

Gerelateerde zoekopdrachten