SOOSPRAATJE
o. (-s), praatje op de soos gehoord, los gerucht: het zijn maar soospraatjes.
Marc De Coster (2020-2025)
(1906) (stud.) verhaaltje afkomstig uit de soos*; gerucht; roddel. • Of die „man uit Batavia" meer licht zal kunnen ontsteken, in wat de Standaard verlangt, zouden we betwijfelen. Een soospraatje? (Java-post; weekblad van Nederlandsch-Indië, 06/04/1907) • Er zijn altijd menschen die van een stofwolkje een onweersbui maken. Het sch...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: