Wat is de betekenis van Sonner?

2025-07-26
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Sonner

I. luiden; klinken; schallen; rinkelen; aanbellen; slaan [v. uurwerk]; on sonne, er wordt gebeld; sonner à cheval, opstijgen blazen; sonner au feu, brandalarm maken; faire sonner, laten klinken, rammelen met; duidelijk laten horen [een letter]; hoog opgeven van, uitbazuinen; II. luiden (voor); schellen, bellen (om); door luiden (blazen) &rsq...