Wat is de betekenis van soil?

2025-07-24
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

soil

I. grond, bodem, land; teelaarde; a child (son) of the soil, 1. een kind des lands; 2. een bebouwer van de grond. II. 1. smet-, vlek; vuil; 2. bezoedelen, besmetten, bevlekken, bevuilen; III. smetten, vlekken.