Wat is de betekenis van snuitig?

2025-07-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

SNUITIG

bn., (gemeenz.) snoezig; als (van) een snuitje (4.).

2025-07-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

snuitig

(1910) (inf.) bekoorlijk, snoezig, schattig. 'Wat een snuitig hondje'. • De sfeer van de boerewoning met de groene luiken en de lindeboomen voor den gevel is met moderne middelen prachtig gegeven. Het Heerenhuis - zoo'n statig huis aan de Vecht - dat in Holland staat, is heel mooi, en het hondje en katje op diezelfde prent zijn snuitig…...

Gerelateerde zoekopdrachten