SNUITER
m. (-s), 1. werktuig om de verbrande pit van kaarsen af te knijpen; 2. persoon die snuit; 3. kwant, aanduiding van een persoon, met een bep. gevoelsnuance: 't is een rare snuiter; die vreemde snuiters hebben er niets mee nodig; die snuiter zijn we al eens meer tegengekomen.