Wat is de betekenis van Snotterd?

2025-07-24
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

snotterd

(1949) (inf.) neus. Syn.: snotkoker*. • Man, als ik mijn snotterd buiten de deur steek, zit er meteen een Duitse adelaar op. (Toon Kortooms: Beekman en Beekman. 1949) • Altijd haar snotterd in de wind. (De Volkskrant, 28/08/1993) • Heel simpel, als hij Wil terugkomen, dan meteen een contract onder zijn snotterd duwen! (www.voetbalz...

2025-07-24
Woordenboek van populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Snotterd

met de - in de wind rijden wieler- slang voor ‘vooraan rijden en dus alle wind opvangen, waardoor de volgers min of meer beschut kunnen fietsen’. Snotterd is een slangwoord voor ‘neus’. Ik meen altijd dat ik op de eerste rij moet rijden, altijd met de snotterd in de wind. (Leontien van Moorsel, in: De Volkskrant, 28/08/93)