SNOTTEBEL
v. (-len), 1. (plat) bel van snot; dikke snot die uit de neus hangt; 2. ben. voor de slijmige vruchten van de taxus; 3. slonzige vrouw.
Van Dale Uitgevers (1950)
v. (-len), 1. (plat) bel van snot; dikke snot die uit de neus hangt; 2. ben. voor de slijmige vruchten van de taxus; 3. slonzige vrouw.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
M. J. Koenen's (1937)
in de 1ste bet. v., in de 2e bet. m. en v. snottebellen (plat: snot, uit de neus hangend; persoon met een snottebel).
Jozef Verschueren (1930)
('snottə) (-len) Plat. 1. v. Eig. dikke snot die uit de neus bengelt. 2. m. en v. Metn. en Metf. smeerlap, vuilik.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: