snotlap
1) (1969) (inf.) zakdoek. Syn.: snotdoek*. • Er brak al een gehaaide knokpartij uit als ze maar een rooie snotlap van elkaar jatten. (Haring Arie: Tweede Boek. 1969) • Snotlap: zakdoek. (Piet Grijs: Blijf met je fikken van de luizepoten af. 1972) • Het was een hele vuile snotlap. Zo'n zotte zakdoek heb ik in geen tijden niet gezien...