Wat is de betekenis van snotlap?

2025-07-24
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

snotlap

1) (1969) (inf.) zakdoek. Syn.: snotdoek*. • Er brak al een gehaaide knokpartij uit als ze maar een rooie snotlap van elkaar jatten. (Haring Arie: Tweede Boek. 1969) • Snotlap: zakdoek. (Piet Grijs: Blijf met je fikken van de luizepoten af. 1972) • Het was een hele vuile snotlap. Zo'n zotte zakdoek heb ik in geen tijden niet gezien...

2025-07-24
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

snotlap

(de, -pen), (weinig gebr.) lap, meestal verkregen door het aan stukken scheuren van versleten doeken en lakens e.d., voor eenmalig gebruik bij het leegblazen van een snotneus. - Etym.: In AN is s. een gemeenz. woord voor ‘zakdoek'.

2025-07-24
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

Gerelateerde zoekopdrachten