Wat is de betekenis van snotdoek?

2025-07-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

SNOTDOEK

m. (-en), (vero., plat) zakdoek.

2025-07-27
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

snotdoek

(18e eeuw) (plat) zakdoek. Reeds opgetekend in een klucht uit 1709: 'De Gewaande Weuwenaar met het Bedroge Kermis-Kind.' Syn.: snotlap*. Zie ook: snotlap*. • Ook veel vrouwen houden tijdens het gebed de snotdoek of naosekdoek even voor de oogen. (Driemaandelijksche bladen, Volumes 4-6. 1907) • ‘Is het niet, Rêvard? vanuit dit...

2025-07-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

snotdoek

m. (-en) zakdoek.

Gerelateerde zoekopdrachten