Wat is de betekenis van snorrepijp?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

SNORREPIJP

v. (-en), 1. snorrebot; 2. (meest mv., vero.) prul, snuisterij.

2025-07-25
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

snorrepijp

(18e eeuw) (inf.) lichtekooi, hoer. Eigenlijk: een soort speelgoed of een snuisterij. • (Hans Heestermans: Erotisch Woordenboek. 1980) • (H. Mullebrouck: Vlaamse volkstaal. 1984) • (Robert Henk Zuidinga: Eroticon: het ABC van de erotiek. 1990)

2025-07-25
Erotisch woordenboek

Hans Heestermans (1977)

snorrepijp

snorrepijp - lichte vrouw, hoer; eig. ‘zaak van geringe waarde’? Een venus maertje, by de hollanders gezeyt snorpuype, VERVISCH 2, 235 [1791].

2025-07-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

snorrepijp

v. snorrepijpen (snorrebot).

2025-07-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

snorrepijp

(‘snorrə) v. (-en) snorrebot.

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

SNORREPIJP

SNORREPIJP - v. (-en), snorrebot.

Gerelateerde zoekopdrachten