SNORREPIJP
v. (-en), 1. snorrebot; 2. (meest mv., vero.) prul, snuisterij.
Marc De Coster (2020-2025)
(18e eeuw) (inf.) lichtekooi, hoer. Eigenlijk: een soort speelgoed of een snuisterij. • (Hans Heestermans: Erotisch Woordenboek. 1980) • (H. Mullebrouck: Vlaamse volkstaal. 1984) • (Robert Henk Zuidinga: Eroticon: het ABC van de erotiek. 1990)
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Hans Heestermans (1977)
snorrepijp - lichte vrouw, hoer; eig. ‘zaak van geringe waarde’? Een venus maertje, by de hollanders gezeyt snorpuype, VERVISCH 2, 235 [1791].
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: