SNIK (beitel)
m. (-ken), 1. (timm.) brede beitel zonder houten handvat waarmee de timmerman balken behakt; — beitel waarmee de molenmaker vierkante gaten in de molenroede hakt, waarin de hekken gestoken worden; 2. (gew.) soort van sikkel met fijne tandjes om riet te snijden.