Wat is de betekenis van SNEUKELAAR?

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

SNEUKELAAR

m. (-s), (Zuidn.) snoeper.

2025-07-25
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

sneukelaar

(de, -s) snoeper.

2025-07-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

sneukelaar

m. sneukelaars (snoeper).

2025-07-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

SNEUKELAAR

SNEUKELAAR - m., SNEUKELAARSTER, v. (-s), (Zuidn.) snoeper; — in ontucht levende persoon.

Lees verder
2025-07-25
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Sneukelaar

Sneukelaar, m., *-STER, v. (-s), in ontucht levende persoon. *...KELEN, ow. gel. (ik sneukelde, heb gesneukeld) in ontucht leven. *...KEN, *...KEREN, ow. gel. (ik sneukte of sneukerde, heb gesneukt of gesneukerd), in stilte genieten.

Lees verder
toon meer resultaten

Gerelateerde zoekopdrachten