Wat is de betekenis van smile?

2025-07-27
Op-en-top Nederlands

Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)

smile

(zelfstandig naamwoord) [alg.] glimlach, grijns - Met knikkende knie?n ging ze naar het rijexamen, met een brede glimlach kwam ze thuis: geslaagd.

2025-07-27
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

smile

(de), (uitspr. E: smail; kan ook zo geschreven worden), glimlach. Ze kunnen geen weerstand aan mijn smile en aan mijn lieve ogen bieden (Rappa 1980: 106). - Etym.: E.

2025-07-27
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

smile

I. glimlachen, lachen (tegen, om at), smile (up)on, tegen-, toelachen; II. lachen, glimlachend uitdrukken of te kennen geven; smile away, door lachen verdrijven; III. glimlach(je).