smile
(zelfstandig naamwoord) [alg.] glimlach, grijns - Met knikkende knie?n ging ze naar het rijexamen, met een brede glimlach kwam ze thuis: geslaagd.
Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)
(zelfstandig naamwoord) [alg.] glimlach, grijns - Met knikkende knie?n ging ze naar het rijexamen, met een brede glimlach kwam ze thuis: geslaagd.
J. van Donselaar (1936)
(de), (uitspr. E: smail; kan ook zo geschreven worden), glimlach. Ze kunnen geen weerstand aan mijn smile en aan mijn lieve ogen bieden (Rappa 1980: 106). - Etym.: E.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Dr. F.P.H. van Wely (1951)
I. glimlachen, lachen (tegen, om at), smile (up)on, tegen-, toelachen; II. lachen, glimlachend uitdrukken of te kennen geven; smile away, door lachen verdrijven; III. glimlach(je).
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: