Wat is de betekenis van smeerbuik?

2025-07-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

SMEERBUIK

m. (-en), 1. onderste gedeelte van de buik ; 2. vette, dikke buik ; 3. (Zuidn.) smulpaap.

2025-07-24
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

smeerbuik

1) (16e eeuw) (inf.) iemand met een dikke buik; vandaar: smulpaap, veelvraat. Reeds opgetekend door Kilianus. • Smeerbuik, znw., m . — Smullebroer, F r . gourmand de bonne chère. (Jozef Cornelissen & Jan Baptist Vervliet: Idioticon van het Antwerpsch dialect. 1900) • De smeerbuik zit al tusschen de pannen. Vooruit, laat...

2025-07-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

smeerbuik

m. smeerbuiken (dikke buik; iem. met een dikke buik; Z.-N. smulpaap).

2025-07-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

smeerbuik

('sme:r) (-en) 1. Eig. m. vette,dikke buik. 2. m. en v. Metn. persoon met een smeerbuik. 3. m. en v. Mett. [van 2] lekkerbek.

Gerelateerde zoekopdrachten