SMARTING
I. v. (-en), door broeiing ontvelde plek, vurigheid. II. v., (zeew.) geteerd zeildoek waarmee men een kabel of het rondhout bekleedt om schavieling te voorkomen.
Van Dale Uitgevers (1950)
I. v. (-en), door broeiing ontvelde plek, vurigheid. II. v., (zeew.) geteerd zeildoek waarmee men een kabel of het rondhout bekleedt om schavieling te voorkomen.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Jozef Verschueren (1930)
('smarting) I. v. (-en) [< → smart I] ontvelling door broeiing. II. v.(-s) 1. Eig. het → smarten (4). 2. Metn. zeildoek om te → smarten (4).
J.H. van Dale (1898)
SMARTING - v. (-s), (zeew.) het smarten; — geteerd zeildoek waarmede men een kabel of het rondhout bekleedt om schavieling te voorkomen.
Jacob van Lennep (1865)
z.n.v. - Geteerd zeildoek, waarmede men een kabel of het rondhout bekleedt om schavieling te voorkomen, smarting op het zwaar touw in de kluis.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: