SMARTEN
I. (smartte, heeft gesmari), leed, smart veroorzaken : die woorden smarten hevig. II. (smartte, heeft gesmart), 1. (overg.) huiden door broeiing in een donkere, vochtige, warme ruimte aan de oppervlakte doen rotten; 2. (onoverg.) door broeiing beginnen te rotten, inz. van gras en veldvruchten ; 3. (onoverg.) (van iemands huid) door broeiing vur...